Beschouw alles wat je normaal in je lessen aanbiedt als hulp voor het uitwerken van de hele taak. Sommige leerlingen hebben veel hulp nodig en andere veel minder. Geef leerling de hulp die ze nodig hebben en laat de overig hulp weg.
Vaak kiest een docent ervoor om bij de uitleg uit te gaan van een niet bestaande gemiddelde leerling. Dit heeft tot gevolg dat voor sommige leerlingen uitleg en opdrachten eigenlijk te makkelijk zijn en voor sommige leerlingen juist te moeilijk. Op deze manier kan de docent op een eenvoudige manier hulp op maat bieden.
Noteer kort uit welke hulp je reguliere onderwijs bestaat. Bijvoorbeeld welke uitleg, opdrachten en voorbeelden worden hierbij vaak gebruikt. Stel vervolgens vast welke hulp je aan alle leerlingen wil aanbieden en voor welke hulp leerlingen zelf mogen kiezen.
De docent start met de introductie van de hele taak (hoe diep prikken?) , waar leerlingen heel kort zelf even over nadenken. Daarna volgen uitleg en deeltaken waarna leerlingen zelf de hele taak gaan maken (waarbij ze de begrippen uit de uitleg in een verklaring moeten gebruiken).
De docent start met de introductie van de hele taak. Daarna mogen leerlingen kiezen of ze eerst de uitleg volgen of dat ze meteen met de hele taak aan de slag gaan. Daarbij kunnen ze dan uitleg uit het boek en deeltaken raadplegen als ze dit nodig hebben.
